Het gaat niet altijd van een leien dakje op vakantie. Soms zijn er momenten op reis wanneer je naar huis wil. Zo snel mogelijk. Met piepende banden zeg maar. Daar weet ik alles van. Het leek mij leuk om er een aantal met je te delen. Komt-ie:

 

Auto kwijt in Leuven

Ik was voor een persreis in Leuven, die werd georganiseerd door Scratching My Map. Mijn auto had ik in de parkeergarage naast het station gezet, hier zou het programma beginnen.

 

Dat die parkeergarage zo groot was, had ik helemaal niet in de gaten. Ik was allang blij dat ik in één keer, zonder verkeerde afslagen of andere ongemakken de plaats van bestemming had bereikt. En op tijd was. Met beide heb ik het normaal gesproken moeilijk. Maar goed, ik had dus helemaal niet gekeken op welke etage ik stond.

 

Na een heel leuke, maar lange dag, kwamen we terug bij de parkeergarage. Dit keer vanaf de andere kant, waar je boven de parkeergarage oploopt. En toen kwam ik erachter dat er maar liefst 10 (!) etages waren. Tja, op welke etage stond de mijne eigenlijk. Naast hoog was de parkeergarage ook nog eens heel groot qua oppervlakte. Oh help!

 

Ik betaalde mijn kaartje en ging vol goede moed op zoek naar mijn auto. Zonder reden liep ik in het trappenhuis naar etage 4. Daar zou mijn auto wel ongeveer staan. Maar helaas, nergens mijn witte Aygo te zien.

 

Misschien een etage hoger? Ik ging het trappenhuis weer in en liep naar etage 5. Ook daar geen auto. Etage 3 dan? Ook niet.

 

En toen begon ik toch een beetje paniekerig te worden. Shit, waar is mijn auto?! Ik bedacht dat er niets anders opzat dan om alle etages af te lopen. Ik begon bij de tiende verdieping en ging al klikkend met de afstandsbediening van mijn autosleutels op zoek naar mijn auto.

 

 

Tien: nergens, negen: ook niet, acht: nope. En ja hoor, eindelijk vond ik dan toch mijn auto… Op de begane grond. Pfff. De uitrijtijd van mij parkeerkaartje was natuurlijk allang verstreken. Maar ik besloot om de situatie maar uit te leggen bij de informatiepaal. Misschien wilde ze toch even de slagboom voor mij opendoen.

 

‘Ah, madam. Dat is vervelend voor u. Ik doe wel de bareel voor u open.’

 

Ah dat heet bareel in het Vlaams. Weer wat geleerd. De slagboom ging open.

 

‘Tis een-Nollander…’ hoorde ik de man – waarschijnlijk tegen een collega naast hem – zeggen toen ik onder de slagboom doorreed.

 

Waar is in hemelsnaam mijn hotel? (Kuala Lumpur)

Ik heb sowieso de gave om vaak de weg kwijt te zijn op reis. Ook wanneer ik niet op reis ben trouwens, maar dat ter zijde. Geen Google Maps die mij in een keer de goede kant op krijgt. Mijn omgeving kan erover meepraten.

 

Zo ook in Kuala Lumper, ik was daar tijdens een solotrip. Wel zou ik daar diverse vrienden opzoeken, waaronder een vriendin in Little India. In Kuala Lumpur zou ik in een capsule hotel met het thema Spaceships verblijven en ik had vooraf op de kaart gezien dat het van de metrohalte waar ik zou uitstappen ongeveer 5 minuten lopen was. Ergens moest ik bij een smal straatje naar links en daar zou het hotel zich halverwege de straat bevinden.

 

 

Maar je snapt het waarschijnlijk al: dat smalle straatje kon ik niet vinden. En Google Maps ook niet toen ik die aanzette. Ik werd ergens bij een veel bredere straat naar links gestuurd en toen weer naar links en toen weer. En toen stond ik dus maar weer mooi op de plek waar ik de zoektocht begon.

 

Opnieuw liep ik de route, ik moest dat straatje over het hoofd hebben gezien. Maar ook nu weer liep ik een rondje. Bestond dat hotel eigenlijk wel? Opnieuw op mijn startplek aangekomen, vroeg een taxichauffeur die mij al drie keer voorbij had zien komen lopen of hij mij kon helpen.

 

‘Ik zoek mijn hotel en het moet hier ergens zijn,’ sprak ik in het Indonesisch.

‘Ik ken dat hotel. Ik breng je wel.’

 

Daar had ik wel oren naar. Het was warm, vochtig en ik was moe. De afgelopen dagen waren alles behalve relaxt geweest omdat ik mijn reisdagen veel te vol had gepropt met culitrips, familie en vrienden opzoeken en bezienswaardigheden bekijken.

 

‘Voor hoeveel?’

Hij wilde er uiteindelijk 20 Ringgit voor hebben. Wat veel te veel was, omdat mijn hotel hier echt in de buurt moest zijn.

‘5!’

‘Ok, 10.’

 

Nou vooruit, omgerekend naar euro’s is het helemaal niet veel. Dus ik besloot er maar op in te gaan. Ik stapte de taxi in. De taxi reed een rondje en reed toen de straat in waar het hotel was.

 

‘Waar je erin zou kunnen lopen, is de straat afgezet. Dus je moet er vanaf deze kant in,’ legde de taxichauffeur uit. In plaats van opgelucht dat ik nu eindelijk bij mijn hotel stond, keek ik boos naar de taxichauffeur. ‘Heb ik voor die 2 minuten 10 Ringgit betaald?’

 

‘Ok 5.’

 

Ik heb het geld gegeven en tijdens het uitstappen nog iets onaardigs in het Indonesisch gezegd.

 

Badkamer vol met kakkerlakken in Casablanca

Tijdens een rondreis door Marokko waren we op onze laatste bestemming belandt: Casablanca. En ik was behoorlijk moe, dus ik wilde me even opladen tijdens een middagdutje. Gelukkig had ik een (luxe) kamer voor mijzelf, even geen mensen om mij heen, heerlijk.

 

Bij het opendoen van de hotelkamerdeur was het eerste wat ik zag het enorme bed. Zonder het licht aan te doen, gooide ik mijn tas in een hoek en plofte ik op het bed. Na een uurtje geslapen te hebben, moest ik plassen. In het donker liep ik naar de badkamer. Daar deed ik het licht aan en voor mij zag ik wel 50 kleine kakkerlakken alle kanten opschieten. Die waren blijkbaar net zo erg van mij geschrokken als ik van hen.

 

 

Onder onophoudelijk, enigszins hysterisch gegil ben ik de kamer uitgerend op weg naar de lobby.

‘There are cockroaches in my bathroom!’

De man achter de balie leek niet helemaal de ernst van de zaak in te zien noch te snappen wat ik zei.

‘Cafards! Cafards!’

In geval van nood laat mijn Frans mij nooit in de steek. En omdat ik echt als de dood ben voor kakkerlakken, weet ik in heel veel talen wat de benaming hiervan is. Van spinnen trouwens ook.

 

Maar ook nu leek de man mij niet te snappen. Heb ik weer, dat ik net een Marokkaan met een publieke functie tref die geen Frans spreekt.

 

Gelukkig kwam mijn Arabisch sprekende Nederlandse reisgenoot net de lift uitstappen. Ik klampte hem aan: ‘Ik heb heel veel kakkerlakken in mijn badkamer.’ Het huilen stond me nader dan het lachen.

 

Mijn reisgenoot vertelde de situatie aan de meneer achter de balie en die belde de manager wel even. Hij kon dan even mee om te zien hoe de situatie was.

 

De manager was snel ter plaatse en sprak gelukkig wel goed Engels. Maar toch ging mijn Arabisch sprekende reisgenoot mee voor het geval dat.

 

Ik had het licht aan gelaten. En de meeste kakkerlakken laten zich niet snel zien wanneer er een felle lamp brandt. Geen kakkerlak te bekennen.

 

‘I don’t see any cockroaches,’ zei de manager.

‘They were here when I switched on the light…’

‘You know, this is Casablanca. We have cockroaches.’

 

En daar kon ik het mee doen. Want er was ook geen andere kamer beschikbaar. Mijn reisgenoot verzekerde ook dat het niet heel veel zou uitmaken.

 

‘Die dingen zitten in het riool, dus waarschijnlijk gaan ze door heel het hotel heen.’

 

Brrr, geen geruststellende gedachte…

 

Uiteindelijk vroeg een andere reisgenoot ’s avonds of ik anders bij haar op de kamer wilde slapen. Zij had nog geen kakkerlakken gezien in haar badkamer en als ze er zouden zitten, is het fijner als je er met z’n tweeën om kan gillen. We hebben die nacht inderdaad geen kakkerlakken meer gezien. En de ochtend erna was het alweer tijd om het vliegtuig in te stappen op weg terug naar Nederland.